top of page
Search

Capaciteitsproblemen en de Omgevingswet

  • David Weekenstroo
  • Jun 11, 2022
  • 5 min read

Updated: Aug 16, 2022

De Omgevingswet is in de loop der jaren een bijzonder complexe wet geworden en alleen daarom al zal invoering en uitvoering van deze wet tot onoverkomelijke problemen leiden. Juist ook vanwege een nu al chronisch tekort aan capaciteit en kwaliteit bij gemeenten, provincies en Omgevingsdiensten.


Ook gedurende de laatste weken gaat het in relatie tot de invoering van de Omgevingswet doorgaans over het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO). Tijdens de recente behandeling van de Omgevingswet in de Eerste Kamer staat dit onderwerp bovenaan op de agenda. Het is inmiddels ook duidelijk dat het DSO een groot probleem is, echter begrijp ik daar te weinig van. In alle berichtgeving hoor je echter weinig over de capaciteitsproblemen bij gemeenten, provincies en Omgevingsdiensten. Daarom ga ik daar nu wat verder op in.


Voldoende capaciteit?

“Ik verwacht niet dat de uitvoeringscapaciteit onder het stelsel van de Omgevingswet structureel onvoldoende zou zijn noch bereiken mij signalen hierover.” Zo schrijft Staatssecretaris Heijnen als antwoord op vragen van de Eerste Kamer eind februari 2022. In diezelfde brief schrijft zij: “Onder de Omgevingswet zullen meer activiteiten met algemene regels gereguleerd worden. Hierdoor zal minder vergunningverlening plaatsvinden en meer toezicht gehouden en gehandhaafd moeten worden.”


In dezelfde periode wordt door minister de Jonge aangegeven dat hij de ‘flexpool’ van rijksambtenaren aanhoudt zodat gemeenten en provincies hen kunnen inzetten voor het sneller verlenen van vergunningen of het maken van bouwplannen.


Wat is het nu. Is er wél of géén capaciteitsprobleem bij gemeenten en provincies?


Rijksambtenaren inzetten bij gemeenten, provincies of omgevingsdiensten betekent dat er ambtenaren worden ingezet die nauwelijks kennis hebben van vergunningverlening. Dit werk leer je niet in een paar jaar. Ook worden er steeds vaker adviesbureaus ingezet om een ‘oplossing’ te bieden voor het capaciteitsprobleem bij gemeenten. Een situatie die ik van dichtbij heb meegemaakt.


Een dergelijk signaal lees je de laatste tijd ook steeds vaker over noodgedwongen inhuur van capaciteit bij adviesbureaus op het terrein van de woningbouw: ook daar is niet altijd de noodzakelijk kwaliteit aanwezig.


In vakbladen lees je de laatste tijd continue dat capaciteitstekort bij gemeenten een risico factor is voor de bouwplannen. Eveneens hoor ik dit van het Zoetermeerse college.


Nu komt natuurlijk de vraag naar boven waar komt dat capaciteitstekort vandaan?


Oorzaak capaciteitstekort

Adviesbureaus hebben de laatste jaren veel gemeentelijke medewerkers in dienst genomen of pikken recent afgestudeerden direct van de hogeschool of universiteit. Voornamelijk de voormalige ambtenaren worden weggekocht voor een dubbeltarief om daarna weer bij die gemeenten te worden gedetacheerd. Bijkomend voordeel - voor de adviesbureaus - is dat deze adviseurs een netwerk hebben binnen de gemeentelijke organisatie waardoor ook op andere terreinen vaak ‘eigen mensen’ kunnen worden aanbevolen en geplaatst. Vanuit mijn eigen kennis er ervaring binnen een advieskantoor op het gebied van fysieke wet- en regelgeving kan ik dit van dichtbij bevestigen.


De adviseurs bereiden bepaalde taken voor, voor de invoering van de Omgevingswet en zijn weer weg na dat klusje. Dat maakt het aantrekkelijk voor deze ingehuurde krachten. Hierdoor blijft de gemeente bekaaid achter.


Zo langzamerhand zou het bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de gemeenten zelf moeten doordringen. Volgens onder andere Follow the Money schijnt 2026 in financiële zin een 'ravijnjaar' te worden. De inhuur van externe medewerkers voor structurele taken binnen de gemeente zou een belangrijk aandachtspunt moeten zijn om de tekorten in toom te houden. Inhuur is veel duurder dan structurele taken met eigen personeel uit te voeren. Er is nog een andere reden. De legesinkomsten zullen door invoering van de Omgevingswet ook nog verder afnemen. Volgens de staatssecretaris moet er wél extra toezicht gehouden worden en worden gehandhaafd anders zal dat 'ravijn' er alleen maar dieper op worden. Voor handhaving kunnen geen kosten in rekening worden gebracht. Los van dit financiële aspect betekent inhuur ook dat opgebouwde kennis niet wordt behouden en dat het zittende eigen personeel van gemeenten, Omgevingsdiensten en provincies, onvoldoende ervaring opdoet in het “nieuwe werken en samenwerken”.

Wat is dat nieuwe werken en samenwerken eigenlijk?


Cultuurverandering

Cultuurverandering was tien jaar geleden bij de totstandkoming van de Omgevingswet nog het uitgangspunt. De vraag is wat daar heden ten dage nog van overblijft. Heel plat gezegd het gaat inmiddels voor 80% om regels en nog maar voor 20% om cultuurverandering helaas. Terwijl het uitgangspunt bij veranderingen vrijwel altijd is dat het 80% cultuur en 20% regels betreft. De noodzakelijke verandering in de cultuur van samenwerken binnen gemeenten, tussen gemeenten en provincies en tussen Omgevingsdiensten en gemeente en provincies hoor je slechts mondjesmaat van een paar enthousiastelingen. Tussen die samenwerking ligt juist de sleutel tot meer inhoudelijke integratie tussen de beleidsvelden.


Neoliberale jus

De Omgevingswet is doordrenkt met een neoliberale jus van dereguleren, decentraliseren en privatiseren. Die jus is inmiddels stijf en niet meer te eten. Een tien jaar oude gedachte die niet meer aangepast kan worden aan de ideeën en uitgangspunten van de huidige tijd is een onverstandig pad om in te slaan. Nog losgezien van de financiële risico’s voor gemeenten. In Zoetermeer gaat het waarschijnlijk om een vermindering van legesinkomsten van rond de €560.000 nog zonder dat de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen daarbij is meegenomen. Dit betekent een structurele financiële last op de begroting van ongeveer €280.000.


Er moet nu worden ingegrepen om het leefmilieu op lokale, regionale, nationale en mondiale schaal echt te beschermen. Onder de Omgevingswet is meer lokaal maatwerk mogelijk. Ook wordt het door de Omgevingswet aan gemeenten overgelaten om omgevingswaarden op te stellen op het gebied van bijvoorbeeld: lucht, geur, geluid en bodem. Nog meer vergunningvrij bouwen en nog minder milieuactiviteiten vergunningplichtig maken, zorgen eveneens niet voor verbetering van ons leefmilieu. Hierdoor wordt het er niet overzichtelijker, eenvoudiger en beter op.


Daar komt bij dat de decentralisatie van het ruimtelijkeordeningsbeleid, zoals in het vorig decennium ingezet, volledig heeft gefaald. We leven nu in een andere tijd. En dat geldt ook voor de privatisering van het bouwtoezicht: ook dat gaat een drama worden zo valt overal te lezen.


Tenslotte

Vrij recentelijk is er een vernietigend rapport over het functioneren van het VTH-stelsel en de Omgevingsdiensten uitgekomen onder leiding van Van Aartsen. Na het uitblijven van besluitvorming over het VTH-stelsel en zijn adviezen, vertelde hij dat hij de Omgevingswet van a tot z had doorgenomen. Na het lezen was zijn reactie: “Het is een onbegrijpelijke en complexe wet geworden. De uitvoering zal zo complex zijn dat de wet het tegenovergestelde zal bereiken van wat wordt beoogd. De Tweede Kamer laat het allemaal gebeuren. Straks zullen we ons afvragen: hoe hebben we deze situatie kunnen laten ontstaan?” Bij deze laatste vraag heb ik ook binnen gemeenteland zorgen, in het bijzonder Zoetermeer. We laten het gebeuren omdat (bijna) niemand, in een bestuurlijke positie, het complexe systeem echt lijkt te (willen) begrijpen en de harde keuze durft te maken.


Stop met het leed dat de Omgevingswet heet!

 
 
 

Comments


bottom of page